Punten zijn rijtechnische opgaven en kan je al tegenkomen vanaf de klasse B. Goed om deze dus al vroeg mee te nemen in je training! In de cross kan je open of dichte punten tegenkomen. Open punten alleen vanaf de klasse Z als het paard de tijd heeft om het vraagstuk goed op te nemen. In de lagere klasse (en in de klasse Z op momenten in de cross waar het paard weinig tijd heeft om het vraagstuk in te schatten) zien we graag een dichte punt.

De moeilijkheid van een punt ligt in het feit dat ze ontworpen zijn om langslopers uit te lokken. Dit komt doordat we iets schuins moeten springen en omdat een punt taps toe loopt. Het smalste gedeelte van de punt is de kant die langslopers uitlokt. De brede kant willen we niet springen, omdat dit (vooral op de hoge niveau’s) te breed en te moeilijk wordt voor onze paarden. Maar een punt kunnen we vergelijken met de letter A. We willen de punt ongeveer op het streepje van de letter A springen.
Als het gaat om het springen van punten heb ik verschillende terminologie met betrekking tot het woord het woord ‘open’. Een open punt kan de hindernis zelf zijn, maar ook of een punt aan je linker- of rechterhand een langsloper stimuleert.


Links een open punt; rechts een dichte punt.
Verdieping
Zomaar in de training op een dichte punt afrijden kan heel spannend zijn. En soms zit het meer tussen je oren dan dat je paard het moeilijk vindt. Om een punt aan te rijden is het goed om te werken aan je basis. Dit doe je door je paard te leren om over schuine balken te draven en galopperen en schuine hindernissen te springen. Daarna kan je een simulatie maken van een punt. Ik geef je een aantal tips.
Tip #1 Balkjes
Ben jij of je paard nog onervaren in het springen van punten? Begin dan klein met een enkele balk. De balk leg je neer op de gewenste plek. Je kan beginnen door eerst in het midden rechtuit over de balk te rijden. Gaat dat goed dan pak je een schuine lijn over de balk. Zo leert je paard om over iets met een ‘angle’ te lopen (oefening I).Voor de afwisseling kan je ook een cavaletti gebruiken of een laag hindernisje.
Als volgende stap kan je meerdere balken schuin neerleggen op de gepaste afstand om er in draf over heen te gaan (oefening II). Ook hiermee leert je paard om over iets schuins te lopen en train je zijn coördinatie.


Tip #2 Schuin springen
Gaat tip #1 je makkelijk af dan is het tijd om verder te gaan. Punten kan je makkelijk nabootsen met springmateriaal. Begin met het springen van een simpele steilsprong met grondlijn. De aanrijlijn blijft hetzelfde (midden van de hindernis) maar de hindernis laat je steeds schuiner zetten. De grondlijn laat je hetzelfde liggen.
Afhankelijk van hoe je paard springt en land pas je de richting van de schuin te springen hindernis aan. Oefening III-a bootst een punt na die aan de linkerkant open is. Oefening III-b een punt die aan de rechterkant open is.


Tip #3 Simulatie van een punt
Voor het (zelf)vertrouwen bij jou als ruiter én je paard kan het springen van een simulatie goed helpen. Je kan de hindernis dan opbouwen naar de gewenste hoogte en breedte.
Ook hier is het belangrijk dat je klein begint en opbouwt naar wat hoger en breder. Loop je tegen problemen aan bouw dan weer af naar een smallere en lagere versie. Zie het als soort waaier die je open en dicht kan klappen naar de graad van moeilijkheid.
De blauwe stip moet je zien als een bloembak of een struik. Dit bakent je te rijden lijn af (denk aan de letter A). Als simulatie kan je een vlag, staander of dennenstruik in een pot gebruiken. Oefening IV-a is een simulatie van een punt die open is aan de rechterkant, IV-b is open aan de linkerkant.


Tip #4 Voor de ruiter
Leuk al die oefeningen maar hoe spring je dan een punt aan? Je aanrijlijn en ritme zijn heel belangrijk. Waar moet je nog meer aan denken:
- Je paard is aan je been en denkt naar voren. Je kan één ritme aanhouden.
- Je paard is rechtgericht en valt dus niet weg over de schouder naar links of rechts. Valt je paard over de schouder dan is het goed om te wijken of schouder voor te rijden. Je wilt je paard kaarsrecht tussen twee teugels en twee benen hebben.
- Als ruiter pak je een focuspunt achter de hindernis om je lijn te kunnen rijden. Als je naar de hindernis gaat kijken dan val je automatisch meer naar voren. We willen juist de schouders naar achteren houden en over de hindernis heen kijken. Dan houd je ook je paard goed in balans.
- Als ruiter heb je gelijke druk op twee teugels. Als je bijvoorbeeld rechts sterker bent en gaat vasthouden dan vraag je al snel te veel rechterbuiging. Daardoor kan je paard sneller over de linkerschouder naar buiten vallen met als mogelijk gevolg een langsloper.
- Denk eraan dat je punten die zowel links- als rechts open zijn springt in je training. Net zoals in de sportschool tijdens je krachttraining wil je beide armen trainen en niet steeds alleen je linker- of rechterarm 😉
Tip #5 Evaluatie
Evalueren is een belangrijk proces in je training. Wil je punten goed leren springen dan is het verstandig om tijdens of na je training voor jezelf te bedenken wat goed ging en verbeterd kan worden. Dat kan je het beste doen door eerst je gevoel te beschrijven en daarna aan de hand van videomateriaal te kijken of je je gevoel kan bevestigen. Sommige dingen merken we ook niet op als we op ons paard zitten omdat het normaal is, maar zien we wel aan de hand van filmpjes.
Meer leren over de eventingsport?
Lees één van mijn andere blogs óf meld je aan voor mijn nieuwsbrief, boordevol kennis, praktische tips en trends op het gebied van eventing.
